Geschiedenis
Al eeuwenlang kleuren mensen hun haar. Wanneer je planten kookt, geven deze kleur af aan het water. Dit aftreksel noemen we een extract. Vroeger werd er veel gebruikgemaakt van natuurlijke kleurstoffen zoals kamille, hennastruik of indigoplant.
Romeinse vrouwen maakten mengsels van hout as, kalk en natriumbicarbonaat (beter bekend als schoonmaaksoda).
Dit gebruikten ze om het haar te ontkleuren. Later ontdekte men dat haar ook lichter wordt door blootstelling aan zon. Om het haar donkerder te maken, maakten ze mengsels van galappeltjes en kopervijlsel. Later in de 19e eeuw ontdekte men dat een extract van vlierbessen kon worden gebruikt om het haar zwart te kleuren.

Bron: Pixabay
In 1648 ontdekte Johannes Marcus Marci de spectrale kleuren rood, oranje, geel, groen, blauw en violet. Deze kleuren samen vormen het kleurenspectrum. Het waarnemen van kleur is alleen mogelijk door de weerkaatsing van licht. Zonder licht zien we geen kleuren.
In een kapsalon geef je klanten kleuradvies. Om dit goed te kunnen doen, moet je kennis hebben van de kleurenleer.
Volgens de kleurenleer bestaan er maar drie kleuren. Deze drie kleuren kun je niet verkrijgen door menging met andere kleuren. Dit zijn de kleuren rood, geel en blauw. Deze drie kleuren noemen we de primaire kleuren.
Wanneer je deze drie primaire kleuren onderling mengt, ontstaan de kleuren oranje, groen en violet. Deze noemen we secundaire kleuren.
In de twaalfdelige cirkel van de Zwitserse kunstschilder Johannes Itten (1888-1967) is goed te zien hoe de drie hoofdkleuren met elkaar gemengd kunnen worden.
Ook zie je in deze kleurcirkel de tegenover elkaar liggende kleuren. Deze noemen we complementaire kleuren. Wanneer je complementaire kleuren met elkaar mengt, neutraliseren ze elkaar.

Twaalfdelige cirkel Bron: Pixabay